Over ‘oude’ en ‘nieuwe’ manieren van gemeente zijn

Als gemeente bevinden wij ons in een overgangsfase. We komen ergens vandaan en wij gaan ergens naar toe. Waar we vandaan komen omschrijf ik maar even als ‘het land van de vanzelfsprekendheid’. Het geloof en de kerk sprak vanzelf. De klok werd geluid op zondagmorgen en de mensen kwamen naar de wekelijkse samenkomsten. Dat is lang de praktijk geweest in Nederland. Al jaren is dat vanzelfsprekende van naar de kerk gaan aan het verdwijnen. Oudere mensen vertellen me soms dat ze hebben ‘geleden’ onder de dwang van de wekelijks kerkgang, dikwijls gevolgd door een zondagsrust die saaier dan saai was, en wilden hun kinderen er niet teveel mee lastig vallen. Zij (of wij) hoopten dat ze vanzelf wel bleven meekomen, juist omdat er niet over gezeurd werd en het bovendien in de kerk veel leuker is dan vroeger. Maar in die gesprekken blijkt vaak dat deze methode niet gewerkt heeft: hun kinderen en dus vaak ook hun kleinkinderen laten hun plaats in de kerkbank leeg of hebben die nog nooit ingenomen. Dat doet zeer.

 

De gemeente blijft doen wat ze altijd al deed

Veel kerken zijn desondanks doorgegaan op de manier zoals het altijd is gegaan. Elke zondag luidt de klok en wordt een dienst belegd met een min of meer vast stramien en de geijkte of minder geijkte woorden, gebeden, liederen en rituelen. Hoewel de toeloop sterk is verminderd worden er nauwelijks vragen gesteld wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat de mensen kerk, geloof en God wel weer relevant gaan vinden. Met als gevolg dat de kerk steeds meer is gaan bestaan uit een kleiner en ouder wordende groep mensen. Voor die trouwe kern vormt de kerkgang een onlosmakelijke onderdeel van hun leven en zij herkennen zich in de orde van dienst. Want in die kerk en door die vorm hebben zij God leren kennen, Jezus lief gekregen en zijn zij op het spoor van de Heilige Geest gezet. Helaas moet ook die trouwe groep vanwege ziekte of ouderdom op een gegeven moment de gang naar de kerk staken. Als voorganger grijpt bovenstaande ontwikkeling mij aan. Wie zelf ontdekt hoe rijk een leven met een liefdevolle God is, gunt dat ook aan anderen?

Wat staat ons als gemeente dan in deze tijd en cultuur te doen? Moeten wij alleen maar blijven doen, wat we altijd gedaan hebben? Is dat wat God van ons vraagt? Is het verantwoord om alle energie, mensen en middelen te investeren in een manier van kerk-zijn die steeds verder krimpt?

 

De gemeente zoekt naar nieuwe wegen

Als ik het evangelie goed begrijp zie ik een andere weg: een weg die erin bestaat dat alle mogelijke moeite wordt gedaan alle soorten mensen van alle mogelijke leeftijden met de goede boodschap van God te bereiken. Jezus zegt zelf: “Ik ben gekomen voor zoekgeraakte mensen”. Paulus is voor de Joden een Jood en voor de Grieken en Griek om hen te laten delen in een leven met Jezus Christus. Het lijkt mij evident dat wij als leerlingen van Jezus ons in die houding herkennen. Velen van ons hebben hun kinderen zien afhaken en betreuren dat zeer. Dat doet pijn, omdat je je (klein)kinderen het allerbeste gunt: het leven met een God, die onvoorwaardelijk van hen houdt. Dit vormt de achtergrond van een aantal zaken die wij als gemeente aan het doen zijn. Ze staan in het kader van het plan ‘Op weg naar een meer gezonden(n) gemeente’. Eén van de vijf voornemens uit dat plan is het zoeken van een nieuwe vorm van eredienst. Het is van groot belang dat u beseft dat het er niet om gaat de ‘oude’ manier van kerk-zijn af te schrijven of op te heffen, maar om een ‘nieuw‘ model van kerk zijn toe te voegen. Dat is de intentie achter de samenkomsten die wij op de laatste zondag van de maand om 11.30 uur houden. De hoop is dat daaruit een tweede dienst kan gaan groeien, naast de klassieke dienst om 10.00 uur. De eerste ervaringen zijn hoopgevend en een bevestiging van ons verlangen. Wij hopen en bidden dat de Heilige Geest ons in dit proces leidt, opdat de Diependaalse gemeente ook voor jongeren/jonge gezinnen een ‘huis van God’ zal zijn en worden. Een meer ingevuld plaatje van die nieuwe manier van kerk-zijn, treft u aan in het artikel dat onder de titel ‘Meer dan Happy Clappy’ elders op de website.

 

ds. Gerard Kansen